Verval van vakantiedagen
Feestdagen
Zwangerschaps – en bevallingsverlof
Kort verzuim
Geboorteverlof
Kortdurend zorgverlof
Bijzonder verlof
Proeftijd
Uitzendbeding
Tussentijdse opzegging door werknemer
Opzegtermijn
Ontslagregels
Einde uitzendovereenkomst (vervaltermijn)
Transitievergoeding
Private Aanvulling WW en WGA
Vakantiedagen
In de wet staat dat iedere werknemer recht op vakantie van ten minste viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week heeft of, als de overeengekomen arbeidsduur in uren per jaar is uitgedrukt, van ten minste een overeenkomstige tijd. Zie artikel 7:634 van het Burgerlijk Wetboek. Dat komt neer op 20 vakantiedagen per jaar als fulltime (40 uur) per week wordt gewerkt, het hele jaar. Deze 20 vakantiedagen heten wettelijke vakantiedagen.
De CAO voor Uitzendkrachten kent méér vakantiedagen toe aan de werknemers dan het wettelijk minimum. Het gaat bij fulltime werken om vijf extra vakantiedagen per jaar. Deze dagen heten bovenwettelijke vakantiedagen. Zie artikel 26 van de CAO voor Uitzendkrachten: bij elke volledig gewerkte werkmaand heeft de werknemer recht op 16 2/3 uur vakantie of een evenredig deel daarvan, als er niet een volledige werkmaand is gewerkt.
Verval van vakantiedagen
Vakantiedagen dienen zo veel mogelijk te worden opgenomen in het kalenderjaar waarin de vakantieaanspraak wordt opgebouwd. Voor werknemers met een fase A- of een Fase B- uitzendovereenkomst, geldt dat wettelijke vakantiedagen vervallen aan het einde van het kalenderjaar, volgend op het jaar waarin de vakantieaanspraak is opgebouwd. Zie artikel 26 lid 3 van de CAO voor Uitzendkrachten. Ter illustratie: vakantieaanspraken opgebouwd in 2022 vervallen op 1 januari 2024.
Bovenwettelijke vakantiedagen vervallen vijf jaar na het kalenderjaar waarin de vakantieaanspraak is opgebouwd. Een voorbeeld: een werknemer bouwt in 2022 4 bovenwettelijke vakantiedagen op. Deze moeten voor 1 januari 2028 worden opgenomen. Let op: voor werknemers die werken op basis van een uitzendovereenkomst fase C geldt voor alle vakantiedagen (wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen) een vervaltermijn van vijf jaar.
Feestdagen
Op grond van artikel 27 van de CAO voor Uitzendkrachten heeft de werknemer in bepaalde gevallen recht op loondoorbetaling tijdens feestdagen. De loondoorbetaling geldt dus alleen:
- Voor de feestdagen die in artikel 27 worden genoemd;
- Als de feestdag normaal gesproken een werkdag is voor de werknemer.
Zwangerschaps – en bevallingsverlof
De vrouwelijke werknemer heeft op grond van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof.
Kort verzuim
De werknemer heeft op grond van artikel 28 van de CAO voor Uitzendkrachten recht op kort verzuim. Onder kort verzuim wordt verstaan: verzuim gedurende een redelijke tijdsduur waarin de uitzendkracht verhinderd is zijn werk te verrichten. Dat kan komen door:
- onvoorziene omstandigheden die een onmiddellijke onderbreking van de arbeid vergen;
- de vervulling van een door wet of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde verplichting die niet in zijn vrije tijd kan plaatsvinden (bijvoorbeeld als de werknemer alleen onder werktijd kan stemmen);
- zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden (zoals het overlijden van een partner).
Geboorteverlof
Na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont of degene van wie de werknemer het kind erkent, heeft de werknemer op grond van artikel 4:2 van de Wet arbeid en zorg gedurende vier weken recht op geboorteverlof met behoud van loon van eenmaal de arbeidsduur per week. De periode van vier weken gaat in op de eerste dag na de bevalling.
Kortdurend zorgverlof
De werknemer heeft op grond van artikel 5:1 van de Wet arbeid en zorg recht op verlof voor de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van een ouder, partner of kind.
Bijzonder verlof
De werknemer heeft op grond van artikel 28 van de CAO voor Uitzendkrachten recht op bijzonder verlof. Dat geldt in de volgende situaties:
- ondertrouw
- huwelijk of geregistreerd partnerschap
- huwelijk of geregistreerd partnerschap van (klein)kind, broer of zus of ouders
- overlijden van de partner of kind
- overlijden van broer of zus, ouders, grootouders, kleinkind
- 12,5-, 25- en 40-jarig huwelijk
- 25- en 40-jarig dienstverband
- 25-, 40-, 50-, 60- en 70-jarig huwelijk van ouders en grootouders
- afleggen (vak)examen ter verkrijging van een erkend diploma.
Een arbeidsrelatie (contract) eindigt. Lees hieronder welke regels gelden voor de werkgever en werknemer.
Proeftijd
In een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor bepaalde tijd kan op grond van artikel 13 van de CAO voor Uitzendkrachten alleen een proeftijdbeding worden opgenomen als de uitzendovereenkomst wordt aangegaan voor langer dan zes maanden. Wanneer na een onderbreking van één jaar of minder een opvolgende uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor bepaalde tijd wordt aangegaan, kan niet opnieuw een proeftijd worden opgenomen. Het opnieuw overeenkomen van een proeftijd is wel mogelijk, wanneer voor de te verrichten werkzaamheden duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden gelden.
Uitzendbeding
De uitzendovereenkomst met uitzendbeding eindigt op grond van artikel 15 van de CAO voor Uitzendkrachten van rechtswege:
- zodra de in de uitzendovereenkomst overeengekomen einddatum is bereikt. Ook als de uitzendkracht dan arbeidsongeschikt is.
- aan het einde van fase A.
- omdat de opdrachtgever om welke reden dan ook de uitzendkracht niet langer wil of kan inlenen. Gedurende de arbeidsongeschiktheid van de uitzendkracht eindigt de terbeschikkingstelling niet waardoor de uitzendovereenkomst niet eindigt.
- doordat de uitzendkracht om welke reden dan ook de bedongen arbeid niet langer wil of kan verrichten, tenzij de uitzendkracht de bedongen arbeid niet verricht in verband met arbeidsongeschiktheid.
Als de terbeschikkingstelling meer dan 26 gewerkte weken heeft geduurd, is de uitzendonderneming bij beëindiging van de uitzendovereenkomst door een beroep op het uitzendbeding verplicht om dit – ook tijdens arbeidsongeschiktheid – bij de uitzendkracht ten minste tien kalenderdagen voor de beëindiging van rechtswege te melden. Als de uitzendonderneming zich niet of niet geheel aan deze kennisgevingstermijn houdt, moet zij een vergoeding aan de uitzendkracht betalen die gelijk is aan het feitelijk loon dat de uitzendkracht zou hebben verdiend in de periode van de niet in achtgenomen kennisgevingstermijn. Tenzij de uitzendonderneming de uitzendkracht in die periode passende arbeid aanbiedt.
De uitzendkracht moet zijn verzoek om de uitzendovereenkomst met uitzendbeding te beëindigen uiterlijk één werkdag van tevoren melden bij de uitzendonderneming.
Tussentijdse opzegging door werknemer
De uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor bepaalde tijd kan op grond van artikel 15 van de CAO voor Uitzendkrachten altijd door de uitzendkracht en de uitzendonderneming tegen de eerstvolgende werkdag tussentijds worden opgezegd met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn op grond van artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij dit schriftelijk en uitdrukkelijk is uitgesloten bij de uitzendovereenkomst. Indien de duur van de uitzendovereenkomst korter is dan de wettelijke opzegtermijn, dan is tussentijdse opzegging in geen geval mogelijk.
In afwijking hiervan kan de uitzendkracht de uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding met onmiddellijke ingang opzeggen als de uitzendonderneming zich beroept op uitsluiting van loondoorbetaling.
Opzegtermijn
De uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding voor onbepaalde tijd kan op grond van artikel 15 van de CAO voor Uitzendkrachten worden opgezegd tegen de eerste volgende werkdag met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn.
Ontslagregels
De regels die gelden voor de werkgever en werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst zijn te vinden in boek 7 titel 10 afdeling 9 (artikel 667 – 686a) van het Burgerlijk Wetboek.
Einde uitzendovereenkomst (vervaltermijn)
Ben je het niet eens met de opzegging of beëindiging van jouw uitzendovereenkomst, dan heb je op grond van artikel 7:686a lid 4 sub a BW tot twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, de bevoegdheid om een verzoekschrift bij de rechter in te dienen.
Transitievergoeding
Indien en voor zover de uitzendkracht overeenkomstig artikel 7:673 BW recht heeft op een transitievergoeding en de uitzendonderneming deze transitievergoeding niet of niet volledig heeft betaald, kan de uitzendkracht betaling van de transitievergoeding vorderen. Dit dient hij te doen binnen 12 maanden na de dag waarop de uitzendovereenkomst is geëindigd.
Volgens de wet (7:686 lid 4 BW) kan de uitzendkracht tot 3 maanden na het einde van de uitzendovereenkomst aanspraak maken op de transitievergoeding. Indien de uitzendkracht hier geen beroep op gedaan, dan heeft hij op grond van de cao voor uitzendkrachten tot 12 maanden na de dag waarop de uitzendovereenkomst is geëindigd aanspraak/recht op een vergoeding gelijk aan het bedrag van die transitievergoeding, waar hij recht op had gehad als hij zijn vordering wél binnen de wettelijke vervaltermijn had ingesteld.
Private Aanvulling WW en WGA
Het recht op WW (bij werkloosheid) en WGA (bij arbeidsongeschiktheid) vervalt na verloop van tijd. Voor uitzendkrachten is geregeld dat het recht op beide verlengd wordt via een private verzekering op kosten van de uitzendwerkgever. Dit is geregeld in artikel 46 van de CAO voor Uitzendkrachten.
De PAWW-regeling wordt meestal uitgevoerd door de Stichting PAWW (SPAWW), maar in sommige gevallen door een andere aanbieder. De uitkeringsgerechtigde moet zelf de aanvulling aanvragen op het moment dat hij er recht op heeft. Voorwaarde voor de aanvulling is dat de werknemer op het moment van ontslag of bij aanvang van een WGA-recht onder een cao valt waarin hierover een afspraak is gemaakt, zoals de CAO voor Uitzendkrachten. Uitleg over de regeling is te vinden op de website van SPAWW.